Waltzing Matilde op de Camino Mozárabe (2016) - Reisverslag uit Málaga, Spanje van Tineke en Tom Kauffman - WaarBenJij.nu Waltzing Matilde op de Camino Mozárabe (2016) - Reisverslag uit Málaga, Spanje van Tineke en Tom Kauffman - WaarBenJij.nu

Waltzing Matilde op de Camino Mozárabe (2016)

Door: Tom

Blijf op de hoogte en volg Tineke en Tom

03 Mei 2017 | Spanje, Málaga

Dit jaar is onze keuze om te gaan wandelen in Spanje gevallen op de route van de Camino Mozárabe de Santiago.
Deze ongeveer 450 kilometer lange route kent vijf beginpunten:
Almería, Granada, Jaén, Málaga en Córdoba. Het eindpunt ligt in Mérida, van waar de route verder gaat naar Santiago de Compostela als Via de la Plata, die wij in de voorgaande twee jaar bewandelden.
Mérida is voor ons dus bekend terrein.

Waltzing Matilda is een populair Australisch volksliedje, geschreven in 1895 door Banjo Paterson. De melodie is afkomstig van een Schots liedje, Craigielee, van James Barr en werd door Christina Macpherson aan Paterson doorgegeven.
Het liedje gaat over een zwerver (swagman) die een schaap (jumbuck) steelt, en zichzelf in een kreek (billabong) verdrinkt als hij opgepakt dreigt te worden.
Een matilda is een plunjezak; waltzing schijnt van de verouderde Duitse uitdrukking Auf die Walz gehen (op pad gaan) te komen.

‘Waltzing matilda’ is dus met een plunjezak op je rug op pad gaan.

Met een wals, een dans in driekwartsmaat, heeft dat dus niets te maken; de melodie is zelfs niet in walstempo.
Het nummer is talloze keren opgenomen, onder meer door Jimmie Rodgers die daar een hit mee had in 1962, Harry Belafonte, Burl Ives, de New Christy Minstrels, Frank Ifield, The Seekers en Helmut Lotti. Indrukwekkend was de uitvoering tijdens de sluitingsceremonie van de Olympische Zomerspelen in Sydney in 2000, gezongen door de 73 jaar oude countryzanger Slim Dusty.
Een verwijzing naar Waltzing Matilda komt voor in enkele andere liedjes, zoals in Tom Traubert's Blues van Tom Waits, later ook door Rod Stewart en Bon Jovi opgenomen. Mogelijk is de betekenis van Waltzing Matilda hier het spuiten van heroïne, zoals militairen de term gebruikten in Vietnam.
In het nummer Sara van de Belgische groep Yevgueni komt de vraag voor: Wie danst Walzing Mathilda met mij?
And the band played Waltzing Matilda is van Eric Bogle en is ook bekend van uitvoeringen door The Pogues, Shane MacGowan, Joan Baez, John McDermott, The Dubliners en June Tabor. Bogle verwijst naar de 50.000 soldaten uit Australië die stierven in Gallipoli in 1915 (mislukte invasie van de geallieerden tijdens de Eerste Wereldoorlog) en naar de zinloosheid van oorlogen in het algemeen.
Waltzing Matilda wordt vaak het onofficiële nationale volkslied van Australië genoemd.

En waarom deze titel gekozen voor deze camino?

In juni 2015 stapten wij in Soutelo Verde, een dorpje langs de Via de la Plata, een zelfgemaakt barretje binnen van een man, die dagen daarvoor al reclame stond te maken met een foldertje van zijn bar.
Toen wij er aankwamen voor een kopje koffie klonk juist Waltzing Matilde door Rod Stewart uit de cassetterecorder. Echt fan van hem ben ik niet, maar dit klonk erg goed.
En ik wist direct, dat ik hier iets mee moest, nog niet wetende wat Waltzing Matilde precies betekent.

Onze vorige ‘waltzing matilda’s’:

2009: ‘Wandelen naar Santiago is ook een
beetje vakantie natuurlijk’ (via de Ruta del Norte) Nieuw-Vennep - Santiago
2010: ‘Mind your step’ Lissabon – Santiago
2013: ‘Camino Ignaciano’ Zumárraga – Montserrat
2014: ‘Via de la Plata’ deel 1 Sevilla - Salamanca
2015: ‘Via de la Plata’ deel 2 Salamanca – Santiago

DE WANDELING

19 april 2016
Vliegen van Schiphol naar Málaga

Truus heeft het er maar druk mee. Twee maanden geleden moest ze erg vroeg op om ons naar Schiphol te brengen voor onze vakantie in de Algarve en vandaag staat ze alweer om kwart voor vijf in de ochtend klaar voor een ritje Schiphol.
Het is helemaal niet druk voor de Transavia-balie, maar wel voor de controle van ons lijf, onze leden en onze handbagage. Dat weet wat tegenwoordig: schoenen en truien moeten uit, portemonnee en paspoorten, telefoon, tablet en fototoestel moeten in speciale bakjes om door de scan gehaald te worden. Dan ga je zelf via de scan naar de strenge mannen en vrouwen van de fouilleringsafdeling en als je daar terreurvrij door komt, mag je je weer aankleden.
Het vliegtuig zit vol; allemaal mensen voor Málaga en omstreken, bestaande uit allerhande pluimage, maar vooral grijs.
Om tien uur landen we in een nog niet warm en helder Málaga, waarna we onze reis voortzetten met de trein naar het centrum. Zijn we niet gewend, dat openbaar vervoer en zo’n kaartjesautomaat. Moeten we bij geholpen worden door een vriendelijke Engelssprekende Spaanse jongeman.
Vanaf het station lopen we naar de Calle Marques de Larios, waar we in Hostel Larios een kamer hebben gereserveerd. Dan wandelen we wat door de stad, bekijken de kathedraal aan de buitenkant en de Santiagokerk, die het beginpunt van El Camino Mozárabe de Santiago is. Aan de hand van een klein kaartje proberen we de route voor morgenochtend op te sporen, wat nog niet eens meevalt. Dan maar vertrouwen op de oplossing, die altijd vanzelf komt op de camino.
Vroeg naar bed; we zijn wel wat vermoeid zonder nog echt begonnen te zijn.

20 april 2016
Málaga – Almogía

Het hoogteprofiel van de eerste acht dagen geeft een start op zeehoogte in Málaga naar 400 m. op de eerste dag en naar 900 m. op de tweede dag, waarna we de volgende dagen klimmen en dalen rond 500 m. hoogte.

We zijn begonnen!
Vijf minuten voordat de wekker afloopt ben ik wakker en zet meteen het alarm op de telefoon af. Anderen mogen doorslapen, maar wij staan op en maken ons toilet in het kleine kamertje. We hebben zelfs yoghurtjes gekocht gisterenavond. Daar hebben we dan meteen de eerste dag al aan gedacht. De vorige vijf keer duurde het een paar dagen, voordat we door hadden hoe makkelijk die kleine bakjes yoghurt toch zijn als ontbijt. Met wat graan erin, een kopje thee en een krentenbol nog van gisteren, moeten we de eerste, zware dag doorkomen.
Het regent en de illusies gaan over het hoofd en de rugzak. Kunnen we lekker nat worden van zowel het zweet als van de regen.
Rechtuit gaat het Málaga uit over de droogliggende rivier Guadalmedina, die uitmondt in de Middellandse Zee, als er water in zou stromen. We gaan winkelstraatjes door in het oude centrum en na nog een zes kilometer verder zijn we plotseling de stad uit en de voorstad Puerto de la Torre in. Onder de snelweg door en we zijn helemaal buiten de stad en in de volle natuur.
Als wij aan de eerste koffiestop toe zijn begint het erg hard te regenen en op het overdekte terras van een café genieten wij van de café con leche en de americano. Een stortbui en een café zijn een goede combinatie.
De regenbui neemt af en wij kiezen onze route verder. Een vrij zware klim is het en we zijn nog niet gewend en ingelopen. Bij gebrek aan bergen kun je dit ook niet trainen in Nederland, zelfs niet als je de loopband in de sportschool op 15% helling zet.
Tegen half twaalf wordt het vrijwel droog en is er af en toe een moedig zonnetje, dat de temperatuur direct omhoog jaagt naar 20°.
Als we het dorpje Los Suizos gehad hebben gaat het even mis. Er staan op een splitsing toch echt pijlen en bordjes, die beide kanten op wijzen. De summiere beschrijving in de gids geeft hierover geen uitsluitsel. Je moet soms een keiharde keuze maken op de camino. Wij kiezen naar links en er zijn enkele tientallen meters verder pijlen, die ons aanmoedigen vooral door te gaan en dat doen we. Toch zien we allebei een pijl verderop over het hoofd en lopen gewoon door. Check en Dubbelcheck zijn er ingestonken. Vóór we besluiten echt te stoppen en 180° te maken, gaat er een kilometertje pijlloos onder onze voeten door.
We herstellen onze fout en zien ruim een uur later het punt waar we besloten om te keren, zo’n 200 meter onder ons liggen. Maar soms moet je omkeren op de camino.
De klimpartijen zijn niet mals en iets na drie uur komen we, behoorlijk afgemat, aan op het pleintje bij de Ayuntamiento, waar tientallen oude mannetjes zich verzamelen en veel herrie maken tijdens hun conversatie. Op weg naar de albergue komen we een Fransman tegen. Op sandalen en (dus) een pelgrim. Hij spreekt, zeer uitzonderlijk, goed verstaanbaar Engels en vertelt ons de sleutel te kunnen ophalen in die bar daar.
De albergue ligt aan de rand van het dorp bij een sportveldje en de Guardia Civil is aanwezig om ons in rap Spaans van alles en nog wat duidelijk te maken over de ge- en verboden van de albergue. We eten lekker uit de magnetron, flesje wijn erbij en we maken een praatje met de Fransman in het Engels. Hij spreekt met ons af, dat hij morgen het Franse aperitief zal verzorgen, wanneer wij hem een glaasje Rioja aanbieden.



21 april 2016
Almogía – Villanueva de la Concepción

Al direct na het vertrek gaat het blijkbaar fout. Kwestie van niet goed lezen van de gids? Of gisteren het vervolg van de route niet voldoende verkend? We moeten de albergue uit, linksaf en na enkele meters de weg oversteken en de pijlen volgen. Maar dat zien wij over het hoofd en we vervolgen de weg (MA-3403) rechtdoor. Dat is de weg die rechtstreeks naar Villanueva loopt, wat na een paar kilometer bevestigd wordt door een tegemoetkomende voetganger. Het is dan nog ongeveer zestien kilometer, wat te zien is op de kilometerbordjes langs de weg. Toch wel een mooie route met onderweg één bar voor de koffie.
Onze Franse kamergenoot is iets eerder vertrokken en hij heeft wel de juiste route bewandeld. Hij weet de weg, want vorig jaar liep hij ook de Camino Mozárabe. Zijn naam is Roger, als we Engels spreken en Rogier als we Frans spreken.

Het is de hele dag droog met zon, iets boven de 20°. We zien geen andere pelgrims op de weg. Om twee uur zijn we bij de albergue, die wij niet zonder vragen hebben gevonden. Opvallend is wel, dat, als we de weg vragen aan een paar mannen, die voor een bar staan, zij meteen zeggen dat we de sleutel nodig hebben. Ze geven een brul naar de dame achter de bar, die binnen tien seconden bij ons staat met een sleutelbos en een teken geeft voor de richting, die wij moeten gaan. Er zijn meer bars in die straat en toch staan we voor de juiste bar. Toeval? Nee, dat is de Camino.
Rogier uit Nîmes (wij zeggen ‘Niemm’, maar hij heeft het nadrukkelijk over ‘Nim’), is er al en al helemaal klaar met wassen en de was, staat hij daar in zijn uitgaanstenue. Hij blijkt zijn telefoon kwijt te zijn en zoekt alle vakjes en tasjes in zijn bagage en kleding voor de zoveelste keer af. Hij denkt hem op bed te hebben laten liggen in Almogía, of verloren te hebben bij een rustpauze. Hij besluit een taxi te nemen naar Almogía en is na een uur al weer terug. Zonder telefoon en twintig euro armer. Hij weet wel, dat de telefoon aan staat en dat baart hem zorgen. Ik bel zijn nummer, maar krijg te horen, dat dit nummer nog niet in gebruik is. Eerst in het Nederlands, dan in het Spaans en daarna in het Frans. Dan moet zijn provider gebeld worden of gemaild, maar hoe? Hij heeft geen gegevens bij de hand en er is ook geen wifi.
Wat een ellende allemaal op de camino!





22 april 2016
Villanueva de la Concepción – Antequera

Een vrij korte maar behoorlijk heftige wandeling brengt ons via de Escaleruela Pas op 975 m. hoogte over een met grove keitjes bestraat paadje met mooi uitzicht snel terug naar 500 m. hoogte. Rogier is al een poosje geleden aangekomen in de albergue en met ons erbij is de albergue dan al voor driekwart vol.

Het is een kamertje in een oud kloosterachtig geheel bij de Santiagokerk. We hebben even tijd om het dorp in te lopen, naar de bibliotheek te gaan voor wat wifi, terwijl Rogier op zoek is naar een oplossing om zijn verloren telefoon te blokkeren. Hij vindt een plaats, waar hij een e-mail kan versturen aan zijn provider en hoopt er nu maar het beste van.
We dineren met hem en praten honderduit tijdens een goed menú del día en hebben na afloop nog een happy hour met wijn en knabbeltjes. Rogier drinkt wijn als limonade en knabbelt er lustig op los.
Al om negen uur liggen we te bed. We zijn nog wat moe en stijf en onze spieren protesteren nog wat. Een beetje onrustige nacht, want voor het toilet moeten we het kamertje uit, met de sleutel mee de kloostertuin oversteken en de gesloten deur van een ander gebouw binnengaan. Ik lig in een bovenbed en in het aardedonker begin ik sowieso niet aan die expeditie.





23 april 2016
Antequera – Villanueva de Algaidas

Ik heb geen idee in welk deel van de nacht ik nu en dan wakker ben. Twaalf, twee, vier of zes uur? Het wordt ook pas na zeven uur licht, maar dat komt nauwelijks ons kamertje binnen.
Rogier is al snel vertrokken en wij volgen na ons zo uitgebreid mogelijke ontbijt van drie yoghurtjes, een banaan en een kop thee, om half negen. Er is weinig tot geen opsteekmogelijkheid op deze route.
We passeren het ‘Indianenhoofd’ en pas in Cartaojal, na ruim elf kilometer, kunnen we aan de koffie, waarna het uitgebreid bestudeerde traject volgt over de MA-209. Deze weg brengt ons op een punt, waar het rechtdoor gaat naar Cuevas Bajas (totaal 27 km.) of rechtsaf de MA-206 naar Villanueva de Algaida (totaal 24 km.). Dat punt is echter niet vast te stellen.
Wanneer wij op een daarop lijkend punt zijn gekomen, is er geen enkele aanwijzing, plaatsnaambord of wegnummering aanwezig. Alle pijlen wijzen rechtdoor. Ik laat een man mijn zelfgemaakte, zeer duidelijke tekening zien en probeer te vragen of wij hier op het splitsingspunt staan. Hij ratelt maar door en heeft geen oog voor mijn tekening. Rechtdoor moet je, zo wijst hij nadrukkelijk aan. Nou goed dan, je hoeft niet boos te worden!

Dat splitsingspunt zien wij helemaal nergens en de verharde weg MA-206 evenmin. Wel olijven, allemaal, overal olijven. Een nogal afmattende wandeling, die volgens ons toch zeker langer was dan de 24 of 27 kilometer. Er komt wel een einde aan de wandeling als we op ongeveer vier kilometer afstand de witte huisjes van een dorpje zien liggen. Is dat Cuevas Bajas of Villanueva de Algaidas? We kunnen het niet schatten en pas als we het dorp inlopen zien we dat het Villanueva is.
Rogier komt ons alweer tegemoet: gewassen en geschoren en helemaal klaar. We nemen onze intrek in de albergue met ongeveer twintig bedden, maar drinken eerst een flinke caña.
Een nogal norse, vervelende Amerikaanse vrouw, die ons gisteren bij de albergue al diverse malen aansprak over de route van vandaag, komt ook aanlopen. En dat maakt dus het aantal slapers op vier.
Tijd voor weer een happy hour en diner met Rogier.



24 april 2016
Villanueva de Algaidas – Cuevas Bajas

Route-indelingsgewijs wordt het vandaag een zeer korte wandeling van maar negen kilometer, omdat de volgende stop, Encinas Reales, geen albergue bezit en de volgende plaats nog 26 kilometer verder is. Die 26 kilometer doen we morgen dus.
Al rond zes uur, als het nog aardedonker is, loopt de Amerikaanse, die haar matras in de gang heeft gelegd, al verschillende keren langs ons voor toiletbezoek. Als ze echt helemaal klaar is gaat ze op een stoel bij het raam zitten wachten tot het licht is geworden. Dan sluipt ze zachtjes de krakende trap af en verlaat het pand.
Al snel daarna gaat Rogier er ook vandoor. Wij doen alles samen met hem, behalve lopen.
Als wij het dorp verlaten worden wij vrijwel direct een ruig gebied ingestuurd, waar het veel klimmen is door veel struikgewas. En dat op twintig meter afstand van de weg, die ons rechtstreeks naar Cuevas Bajas brengt.
Het struikgewas wordt dichter en de klimpartijen heviger, zodat wij al vroeg besluiten de weg dan maar te nemen. Dat gaat veel eenvoudiger en we genieten van de zwakke zon, die door de mist probeert te piepen. Vogels, gele brem en ander bloeiend spul overal.
We houden een pauze op een brug, waar we eindelijk eens een keer op normale hoogte kunnen zitten.
In het dorp is het nogal even zoeken naar het eigenlijke dorp, omdat we aan de verkeerde kant binnenkomen. Uiteindelijk lopen we de goede kant op waar het te doen is met een paar bars en waar de albergue in de buurt moet zijn.
Eerst een koffie en daar komt Rogier alweer aanlopen. Hij volgt onze etappe-indeling en vindt ook, dat het zondag-vakantiedag is. We genieten wat af zo en inmiddels geeft een thermometer al 29° aan. In de zon dan.
Het hele dorp ruikt naar een bloesem, die we niet kunnen duiden. Overal staan dezelfde bomen langs de weg en vooral als het een beetje waait, ruik je de bloesem door het hele dorp.

Het is wel een lange dag om niks te doen. We slenteren wat door het dorp, waar het feest is, want het is zondag. De mannetjes zijn nog talrijker dan anders en sommigen zijn op jun zondags gekleed. Er is een kerkdienst die afloopt en vrijwel alleen vrouwen, ook op haar zondags, komen de kerk uit en blijven op het pleintje staan kletsen. Een beeld, dat in Nederland 60 jaar geleden ook te zien was. De mannen spelen domino aan tafeltjes op straat en de dominosteentjes worden zoals altijd met een enorme klap op tafel gesmeten. Het commentaar op elkaar is ook in dit dorp niet van de lucht.
Om een uur of twee komt in een behoorlijk tempo een in rood geklede man met rugzak langs lopen. “Ola”. Hij blijkt een Australiër, die al tien jaar in Spanje, in Antequera, woont en zegt gewoonlijk veertig kilometer per dag te lopen.
In een bar praten we met hem. “Mijn vrouw zegt, dat ik snurk, maar daar weet ik niets van. Ik hoor dat niet”, zegt hij.
“Nou, dan pak je de matras maar op en ga je in de keuken slapen”, zeggen wij gekscherend. Dat vindt hij best. Om zeven uur doet hij een middagdutje en als we beneden in de keuken zitten, kunnen wij horen, dat zijn vrouw gelijk heeft. Nu moeten we hem nog zover zien te krijgen, dat hij vanavond ook echt naar beneden verhuist.
En dat lukt. Rogier en ik slepen zijn matras en alle spullen naar beneden en als hij terugkomt van zijn wandeling door het dorp, kijkt hij verrast, maar vindt het prima.

De Amerikaanse is gek. Zij stoort zich aan alles en iedereen, is achterdochtig en schrijft in het boek, dat… ‘my fellow pilgrims hate Americans’ en dat ze het hele pelgrimgedoe helemaal niks vindt. Vervelend, want normaal ga je gemoedelijk met elkaar om.
Maar als ze iets aan je vraagt en je geeft antwoord, dan ontkent ze direct wat je zegt en weet het beter. Gisteren vroeg ze mij naar de route uit het dorp, die ik aanwees. Maar ze wees een andere straat aan en zei, dat dat de juiste route was.
En ze vroeg ook naar de overnachtingsmogelijkheden in Caceres. Die grote stad met tal van hostels, hotels en albergues ligt een paar honderd kilometer verder op de Via de la Plata. Toen ik zei, dat dat geen enkel probleem is, trok ze mijn antwoord direct in twijfel..
Soms is het aanmodderen met andere mensen op de camino.

Om acht uur ligt onze vriendin al in haar slaapzak met een blinddoek voor en oordopjes in. Gezellig. Zo gaan wij de nacht in met het licht van een grote straatlantaarn precies voor het raam, waarvan het gordijn open staat en niet bereikbaar is om gesloten te worden.
De camino brengt licht in de duisternis!

25.4.2016
Cuevas Bajas – Lucena

Natuurlijk een onrustige nacht gehad, zoals te verwachten. De Australische snurker hoorden wij duidelijk bezig in de keuken en de kerkklok van onze buren slaat zijn programma niet één, maar tweemaal per uur.
De Amerikaanse is er al vóór zes uur uit. Ze heeft het helemaal gehad met ons en met de camino. Ze neemt de bus naar Córdoba, om vrienden te ontmoeten. Op elk potje…
Wij volgen om zes uur, als de klok twaalf heeft geslagen en verlaten het pand als het juist licht genoeg is om de pijlen te zien.
Eerst gaat het tijdens de opkomende zon opnieuw door olijfgaarden, waarin we nu al enkele dagen lopen, naar Encinas Reales. In het centrum van dit dorp zien we maar liefst drie bars. Koffie dus.
Rogier loopt vandaag met ons en na de koffie staat ook de Australiër daar rond te kijken. We lopen met ons vieren het dorp uit, maar daarna kan Rogier het niet meer houden en gaat er in zijn rappe tempo vandoor. Hij eet snel, drinkt snel en loopt snel. We lopen nu door uitsluitend olijfgaarden. Een prettig loopje.

Opeens staan we voor iets te diep water, dat over de weg stroomt van de ene kant naar de andere kant van een rivier. Er ontbreken een paar stapstenen, zodat we ook daar niet over kunnen stappen. Juist als wij beginnen met onze schoenen uit te doen, komt van de andere kant een auto aangereden. Wij kunnen instappen, hij rijdt tien meter achteruit en we zijn aan de overkant. Met droge voeten.
In het dorpje ruiken en zien we trouwens dezelfde bloesem als gisteren. Hier hangen echter enkele sinaasappelen in de bomen en zo weten we, dat het hier geen welriekend kruid is, maar ‘naranja’

De laatste acht kilometer wordt aangegeven en hier verandert de onverharde weg opeens in een nogal ongemakkelijk te lopen weg met grote stenen. En het gaat behoorlijk omhoog, gelijk met de temperatuur overigens.
Als we de eerste industrie van Lucena zien is het nog vier kilometer naar het centrum. Vrij moeilijke kilometers na een tamelijk zware dagmars.
In Lucena is geen albergue. We overnachten in Hostal Sara, waar we voor nog geen € 36, - een kamer hebben met ontbijt.
’s Avonds lopen we de toch wel behoorlijk grote stad in op zoek naar een restaurant, wat nog een hele opgave is. We zien er één, maar de menukaart geeft al € 8, - aan voor een voorgerecht. Te gek voor een peregrino, die zo’n bedrag normaal gesproken betaalt voor een driegangendiner inclusief bier of wijn en koffie toe. Op de Plaza Nueva lopen en zitten honderden mensen en daar hebben wij op het plein een lekker dinertje.


26 april 2016
Lucena – Doña Mencía

Vandaag volgen we gedurende 26 kilometer de Via Verde, de Groene Weg. Dit is de voormalige spoorlijn, waarover vroeger de olijfolie naar het noorden werd getransporteerd en die nu geasfalteerd is en alleen voor voetgangers en fietsers toegankelijk is. Rechtuit en vrijwel vlak met af en toe wat schaduw. Vergelijkbaar met de Ravel-paden in België. Die schaduw hebben we wel nodig ook, want de temperatuur loopt naar de dertig graden.
We zijn nu in de Sierra Norte en hebben de provincie Málaga verlaten en zijn de provincie Córdoba ingegaan.
Halverwege passeren wij het oude station van Cabra, waar wat oude locomotieven staan en waar de restauratie intact is gebleven. Na enige tijd gunt men zich de tijd ook ons aan koffie te helpen.

In Doña Mencía moeten we ons eerst melden bij de Ayuntamiento en de Policía Local. Halverwege het stadje zie ik een agent staan en ik hoef alleen maar ‘Albergue?’ te zeggen en dan regelt het zich vanzelf. Hij wijst ons de weg naar het politiebureau en zegt, dat hij er zo aankomt. We moeten daar op hem wachten.
Voor ons tijd voor een lekkere caña. Nadat de stempels zijn gezet en de paspoorten zijn gekopieerd, begeleidt hij ons naar de albergue, waar Rogier al staat te wachten. Ook deze albergue biedt maar plaats aan vier personen en is ook weer geheel gratis. Er is zelfs geen gelegenheid voor een donativo, een vrijwillige bijdrage. De overnachtingen zijn tot nu toe, behalve gisteren in Lucena, allemaal gratis of donativo geweest. Rekent de Gemeente op onze economische bijdrage in de winkels en de bar-restaurants? Een tas vol boodschappen heb je voor acht en een menu del dia voor acht of negen euro. Koffie is overal een euro.
Rogier heeft geen rust. Hij wandelt vlug. “Als jullie achterblijven, zet ik ‘m in de zesde versnelling en roetsj, ik ga er vandoor”, zegt hij op zijn brabbeltoon. In de aankomstplaatsen zoekt hij voordat wij aankomen alvast de albergue, de restaurants en de winkels en voor de volgende dag de bus naar Baena, want de etappe is weer wat aan de lange kant.

27 april 2016
Doña Mencía – (Baena) – Castro del Río

Een onrustige nacht. Hoewel we samen op de tussenkamer slapen en Rogier op de 2e verdieping, is het onrustig. De dunne muren van het naburige huis laten bijna elk geluid door. Een angstige man of vrouw zit constant ergens tegen te tikken en maakt een schreiend geluid. Een vrouw, die daar ook woont, wordt kwaad en spreekt hem of haar daarop aan.
Het is warm en het raam staat wat open, waardoor licht en muggen binnen komen. De bedden zijn hard (of eigenlijk zacht met kuilen) en wat smoezelig. We liggen in de slaapzak op de dekens, maar kunnen de slaap niet vatten.
Dan toch slapen we een paar uur en houden het om zes uur voor gezien. Eindelijk mogen we eruit.
De bus vertrekt om 7:25 uur naar Baena, zo’n 8 à 9 kilometer verder, maar gaat alle omliggende bergdorpen eerst in en dan weer terug eruit en na 50 minuten zijn we nog steeds 8 kilometer van Baena verwijderd. Dan komen we toch in Baena aan en wij stappen uit aan de rand van de stad, lopen de hele stad door om aan de andere kant de eeuwige olijfvelden weer in te gaan. Er resteren ons dan nog twintig kilometer, waarin niets anders dan olijven. En af en toe een olijvencoöperatie.
Toch weer een hete dag, die moeizaam eindigt in een wandeling naar de hoog in het dorp gelegen Policía Local voor de stempel en de sleutel.
In de albergue komen nog vier Franse mannen aan, zodat we met vijf Fransen zitten. Wij slapen met Rogier in kamer 2.

28 april 2016
Castro del Rio – Santa Cruz

De vier Franse mannen uit kamer 1 zijn al om vijf uur vertrokken. Zij lopen rechtstreeks naar Cordoba (40 km.), wat wij in twee dagen doen. Om half zeven staan wij op en drie kwartier later sluiten we de deur achter ons.
Tot Espejo volgen we de A-432 over 6 km. in plaats van de echte route door de olijven. In Espejo genieten we van de koffie, dan lopen we omhoog het dorp door en weer omlaag aan de andere kant. Want zo simpel gaan die dingen. Meestal loop je rechtdoor door een dorp om aan het eind gewoon weer verder te gaan.
Over een Romaanse weg langs een Romaanse brug gaat het en de olijfbomen worden wat minder. De reuk van pesticiden en de tractoren wijzen op veel spuitwerk. Rogier vertelt, dat als enkele vliegjes nestjes maken in de bomen, deze bomen ten dode zijn opgeschreven. Wanneer dit in aantallen zou toenemen door verspreiding van de ziekte, zou het een ramp zijn voor deze hier zeer belangrijke teelt.

De paar dorpjes hier in de omgeving zijn allemaal zichtbaar op een heuveltop. Zo zien wij onze bestemming al van 15 kilometer afstand liggen. Gelukkig dalen wij ook veel af, zodat we niet constant hoeven te zien waar we zijn.
De heuvels worden langzamerhand groener, met andere veldproducten dan olijven. Gras, bonen, zonnebloemen die nog moeten uitkomen.
Al om kwart over twaalf zijn we in Santa Cruz aangekomen en op het terras van Casa Jose zitten we meteen al aan een grote caña.

29 april 2016
Santa Cruz – Córdoba

Rogier houdt het maar een paar kilometer vol om bij ons te blijven. Eigenlijk gek, dat we met ons drieën lopen, dat doe je gewoonlijk niet. Eerst moeten we ongeveer zes kilometer over de weg, dan gaat het linksaf het veld in. Dan loopt hij steeds verder bij ons weg en na een minuut of tien is hij zo ver voor, dat hij de vaart er echt inzet en definitief weg is. Zijn zesde versnelling.
Er zitten wat lange klimmetjes in de route, maar gelukkig is er weinig zon, het is wel benauwd, zodat onze ruggen doorweekt zijn.

Nogal vervelend is, dat we Córdoba al vroeg zien liggen, als we hoog lopen en dan weer even niet, als we laag zitten.
We hebben zeker drie stops nodig om te rusten en lopen dan de stad in. Zeer abrupt gaat dat, zo vanaf de onverharde weg in het groene veld direct de asfaltweg op en de eerste straat in.

Na een half uur zijn we bij de Romaanse brug en de Triomfboog, als ingang tot de oude, Moorse stad.
We nemen niet de moeite de jeugdherberg te zoeken, maar gaan het eerste het beste hostel, El Triunfo, binnen. Voor een bovengemiddelde prijs kunnen we twee nachten een kamertje krijgen met een raam, dat opent op een gesloten, overdekte binnentuin met tafeltjes van het restaurant. Een hels kabaal stijgt op, wanneer enkele tientallen mensen er zitten te eten.

30 april 2016
In Córdoba

Midden in de nacht, als de temperatuur is gestegen tot schrikbarende waarde, ontdekt Tineke de airco en de werking ervan. Ze zet hem meteen op + 5° en dat helpt. Wij slapen uit tot kwart over acht, een tijdstip waarop we op andere dagen al vijf kilometer gewandeld hebben.
Ondanks een pension van € 150, - voor twee nachten, is het ontbijt niet inbegrepen. Voor € 5, - p.p. kunnen we dan wel zelf langs het buffet gaan en een keer voldoende ontbijten.
We bezoeken vooral de oude stad. De kathedraal (Catedral Mezquita), pleinen en straatjes met erg veel toeristen, hoge prijzen en Moorse gebouwen onder een zonnetje met 29°C. in deze hete vallei. In de zomer is het hier pas echt heet, met temperaturen boven de veertig graden.
De conclusie is, dat Córdoba een prachtige stad is, waardoorheen wij wel gegidst zouden willen worden in wat minder gejaagde omstandigheden. Eigenlijk houden wij niet zo van grote steden. Te druk, te kunstmatig, teveel souvenirwinkeltjes, te belachelijke prijzen, teveel herrie. Misschien is het beter om er hartje winter nog eens rond te lopen.
Pas laat gaan we slapen, na alles al zoveel mogelijk ingepakt te hebben.

1 mei 2016
Córdoba – Cerro Muriano

Al om half zes vinden we het genoeg geweest. Aankleden, iets eten (rijstepap en een koekje), inpakken en om 6.06 uur staan we op straat. Het is zondagochtend en zoals te verwachten in een grote Spaanse stad is het zeer stil op straat. Er zijn alleen straatschoonspuiters en jonge mensen, die nu uit de uitgaanscentra komen. Enkele dronkenlappen en lellebellen lopen er rond, taxichauffeurs proberen klantjes op te pikken en vroege wandelaars beginnen aan hun ochtendwandeling. En daar lopen wij als serieuze Camino-de-Santiagogangers tussendoor, onze weg zoekend in het stadsplan.
Vrijwel zonder omwegen lukt het ons de stad uit te komen via San Blas, de avenue die tot de buitenkant van de stad loopt. Dan de Romaanse brug over, die er 2000 jaar geleden beter uitgezien moet hebben dan nu.

Dan begint het gedonder. Van het ene moment op het andere ben je de stad uit en op het platteland en pijlen zijn hier schaars. Het gaat dan ook fout. Op een punt boven aan een heuvel moeten we kiezen: links- of rechtsaf. Geen pijl te zien en we kiezen de verkeerde kant op. We hebben geluk, dat het zondag is en er veel wordt getrimd en gefietst, zodat we de weg kunnen vragen. Drie hardlopers moeten echter eerst zelf tot overeenstemming komen wat de juiste weg is. Pas dan wordt ons iets vaags geadviseerd.
Al met al komen we na 1,5 uur weer terug bij de hondenkennel onder aan de heuvel en gaan we nu niet rechts- maar linksaf en dat blijkt goed te zijn.
Ons wacht een zeer lastige klim van 400 meter, die vooral in de laatste vijf kilometer zit. Een stijgend pad vol met kuilen, stenen en rotsbodem brengt ons na 6,5 uur dan toch in Cerro Muriano, waar we hartelijk worden ontvangen door de plaatsvervanger van Gert-Jan en Maria van Geldere, een man genaamd Hans. De eigenaren van de hostel-albergue, die het huis huren, zijn zelf aan het wandelen van Santiago naar Finisterre en Hans neemt voor hen waar. Een donativo pension met het dorp vlakbij.
Hans vertelt ons, dat met de nodige politieke aanpak het Gert-Jan en Maria gelukt is te integreren in het dorp door zelf geen maaltijden of drankjes te verkopen, maar de bezoekers te begeleiden naar de plaatselijke horeca. Hun huis is ook het enige pension in het dorp, zodat ook dat geen concurrentie betekent voor bestaande hostels.

Na het douchen vergezelt Hans ons naar het dorp, het winkeltje en het restaurant, waar we een paar uur zitten om heerlijk van het menú del día te genieten. Wat een rust, vergeleken met het grotestadsgewoel van gisteren.
Hans is een aardige man, die een beetje in de sixties is blijven hangen. Hij lijkt nu uitgewerkt te zijn en verblijft elk jaar een paar maanden in Spanje, vaak hier in Cerro Muriano. We hebben een enigszins diep gesprek met hem, maar steeds prettig. Hij vertelt over zijn indrukken, die Rogier en de Australiër op hem maakten. Zij waren hier dus tot vanmorgen en zitten met elkaar opgescheept.
Rogier had overigens voor ons twee blikjes bier in de koelkast gezet en Hans vertelde, dat Rogier ons gezelschap wel miste. En de Australiër had Hans verteld, dat hij een vorm van leukemie heeft en dat dat waarschijnlijk een reden was om af en toe wat afwijkend gedrag te vertonen.
Er zijn altijd veel mensen op de Camino met een probleem.

2 mei 2016
Cerro Muriano – Villaharta

Mijn telefoonwekker houdt het geen nacht vol zonder extra stroom, dus biedt Hans aan om ons om half zeven te wekken. Het huis heeft de traditie om vertrekkers ’s morgens uitgeleide te doen, dus moet hij toch opstaan. Gisteren heeft hij ons uitvoerig verteld over de te volgen route en gewezen op de bar in het dorp, die om zeven uur zeker open zal zijn voor het ontbijt.
In het dorp blijken de bars toch nog gesloten te zijn om kwart over zeven en bij wijze van ontbijt eten wij ons laatste appeltje op en gaan op stap voor de eerste elf kilometer naar El Vacar, waar we bij Bar Laura wel kunnen ontbijten.
De wandeling is prettig en mooi vlak. We volgen de route langs of op de oude N432, waarnaast de nieuwe N432A loopt. De natuur is nu op haar mooist met geel, rood, wit, lila, blauw en groen. Binnen korte tijd zal alles al weer uitgebloeid zijn en dor worden. Vogels kwetteren om de lente te vieren, het pad is fijn om te belopen en we genieten van dit alles buitengewoon.

Onderweg bezoeken we twee door Hans genoemde fuentes, allebei rustgevende waterbronnen in mooie gebouwtjes in de toch al niet drukke omgeving. Ook de temperatuur werkt mee aan een mooie dag. Omdat we op ongeveer 580 meter hoogte zitten en er een windje waait, is het allemaal goed te doen.
Om het dorpje Villaharta te bereiken, worden we nog wel even via wat haarspeldbochten de hoogte ingestuurd, maar dan is Bar Mirasierra vlakbij. Hier gaan we voor een all-in arrangement: de biertjes, het menu, de slaapkamer, het ontbijt en morgenochtend de taxi voor de eerste helft van het veel te lange traject. Een voor pelgrims nogal duur arrangement: € 79,- voor alle genoemde diensten.

3 mei 2016
Villaharta – Alcaracejos

Ondanks de wat mindere bedden hebben we goed geslapen en zijn tegen zevenen ontwaakt. De baas heeft ons waarschijnlijk horen rommelen, want als wij buitenom naar de bar lopen, is hij bezig alles van het slot te halen en kunnen we naar binnen. Ontbijt met café con leche en americano en om kwart voor acht stappen we in zijn auto voor een ritje van 19 kilometer naar het punt, waar hij bijna iedere gast heen brengt, El Puerto Calatraveño.

Hij legt nog eens omstandig uit hoe we verder moeten lopen en wij beginnen aan een schitterende wandeling van 19 kilometer door een park, waar alles in volle bloei staat. Vogels van alle soorten en bloemen en struiken, het is een zee van flora en fauna.
De route gaat wat op en af door het park en verdwalen is er niet bij. Een overvloed aan granieten paaltjes en pijlen markeren de paden onder een staalblauwe hemel. Het is al behoorlijk warm en we moeten vier keer stoppen om te rusten.
In Alcaracejos lopen we naar het andere eind van het dorp, waar Café-Bar-Restaurant-Pension El Parador is gevestigd.
Zoals elke dag hebben we nog een hele dag vóór ons en wordt de middag bijna routinematig doorgebracht. Douchen, kleding wassen, eten en het dorpje een beetje bekijken. We verkennen de route voor de volgende dag en luieren wat af. Vroeg naar bed, terwijl de Champions League wedstrijd Bayern-München – Atletico Madrid nog bezig is. Het bed valt wat tegen, maar door gezonde vermoeidheid slapen we toch prima.
Compleet met dromen van diverse aard.

4 mei 2016
Alcaracejos – Hinojosa del Duque

Omdat het meisje van de ochtenddienst de bar pas tegen half acht opent en wij ingewikkeld doen om een grote bak zwarte koffie en een grote bak koffie met melk te krijgen, duurt het allemaal even. Ik dood de tijd dan maar door naar de herhaling te kijken van het voetbal van gisterenavond. Verder dan gisteren met kijken kom ik nu ook niet, dus de uitslag is mij niet bekend.
Tegen acht uur zijn we op pad. Een vrijwel vlak terrein vandaag met veldpaadjes tussen wat boerenbedoeninkjes door. Varkens, sommige zwart, koeien en schapen en ook vandaag weer één groot bloemencorso dat aan ons voorbijtrekt.
Al na enkele kilometers is er het eerste dorpje: Villanueva del Duque, waarvan we de hoofdstraat doorkruisen. Een zes tot zeven kilometer verder is het Fuente la Lancha, waar één van de 400 inwoners een bar exploiteert en ons laat genieten van een kopje thee.

Verder maar weer. Zandpaden zijn het nu, waarbij we vaak over een mierensnelweg met files moeten stappen. Het landschap is niet alleen veranderd qua uiterlijk, maar ook qua gebruik. Grasland met verdwaalde bomen zien we nu, waartussen de koeien grazen, graan, dat al geoogst is, bonen, erwten en een enkele olijfboom.
Een paar kilometer voor Hinojosa del Duque vinden we rust onder een groot afdak, dat er als een soort theater uitziet. Er staat ook een kapel, een gloednieuwe, die toegewijd is aan Nostra Señora de Guia.

In Hinojosa, wat een flink dorp is, moeten we bijna naar het andere eind, om daar de Ayuntamiento + Policía Local + Albergue te vinden. De paspoorten worden gekopieerd, de credentials van een stempel voorzien en we krijgen de sleutel van de albergue, die om de hoek is. Een keurig nette gelegenheid met acht bedden, waarvan er twee gebruikt worden, want verder komt er niemand. Wat betreft de kosten is het hier hollen of stilstaan. Alle albergues die we vanaf Malaga hebben bezocht, zijn donativo. Een vrijwillige gift kan in de pot worden gedaan. Of we zijn aangewezen op een pension, waar relatief veel betaald moet worden.
Over het traject van morgen maken we ons wel zorgen: 31 of 33 km. (de verschillende informatie hierover varieert nogal) is een lange afstand. Daar staat 7 uur lopen en 2 uur rust voor, zodat we ver in de middag zouden aankomen. Met minstens 30°C. Daar beginnen wij niet zo snel meer aan.
Bij de politie, die alle diensten in dit dorp verricht, informeren we naar de busdienst en na veel bellen en zoeken komt de agent met twee vertrektijden: 15.00 uur en 18.35 uur. De rit duurt 1,5 uur, dus zijn de tijden nogal ongunstig. We bedanken de gezagsdienaar en lopen naar het busstation. Hier zien we, dat de genoemde tijden de aankomsttijden in Monterrubio zijn. We kunnen de bus nemen van 13.30 uur en om 15.00 uur aankomen. Als het allemaal klopt tenminste. Spannend. Kunnen we kaartjes kopen bij de buschauffeur, is er ruimte voor onze bagage?
De Camino is vaak een grote bron van stress en spanning!

5 mei 2016
Hinojosa del Duque – Monterrubio

Bevrijdingsdag in Nederland. Hier een bevrijding van de hitte van de laatste dagen. Het weer is omgeslagen naar bewolking en af en toe een bui. We kunnen uitslapen en dat lukt maar net tot acht uur. We hebben wat uurtjes door te brengen en doen dat vooral in de bar vlak naast de albergue.
We wandelen rustig naar het busstation en wachten daar de bus af. De dame van het barretje daar wijst ons erop, dat wij beter op het bankje aan de andere kant kunnen gaan zitten, want dan ziet de chauffeur ons en zal hij stoppen. Het is allemaal zo logisch in Spanje.
We maken een prachtige busrit tot ongeveer de helft en moeten dan overstappen op een andere bus, die een half uur later vertrekt. Dat is een oude bus met grote barsten in de voorruit en een buitenspiegel, die met plakband vastgemaakt is. Maar we kunnen wel lekker voorin zitten en alles overzien.

In Monterrubio is het wel heel erg stil op straat. Na enig zoeken vinden we Hotel Coto de la Serena bij de kerk, waar we een grote, koele kamer krijgen met uitzicht op de volledig door duiven en zwaluwen bezette klokkentoren.
Na de gebruikelijke wandeling door het dorp en het zoeken naar de ochtendpijlen voor morgen, gaan we slapen, terwijl de regen in de straten klettert.
In Nederland hoor je nooit de regen op die manier kletteren. Fascinerend!

6 mei 2016
Monterrubio – Castuera

Het hotel is volkomen verlaten, er is nauwelijks iemand op straat en de bar aan de overkant is nog dicht. Alle bars zijn nog dicht, zodat wij onze intrek nemen in een overdekte bushalte en daar ons ontbijt gebruiken. Water en koekjes, wat eigenlijk best te doen is.

Om half negen stappen we maar eens op, lopen het dorp uit en volgen een geasfalteerde weg, door pijlen aangegeven. Het regent opnieuw en de illusies gaan weer over ons en de rugzakken.
Echte regen blijft uit, maar het is nu wel gewoon frisjes, zodat we de capes omhouden als we rusten. Helpen ze niet of nauwelijks tegen de regen, dan toch wel tegen de relatieve kou.
Tegen één uur lopen we Castuera binnen en vragen een man naar Hotel Los Naranjos, maar hij schijnt daar nog nooit van gehoord te hebben. Of spreek ik de naam verkeerd uit? Jawel. Ik zeg ‘naranjos’, maar hij kent waarschijnlijk alleen ‘Los Narangos’. Hij weet het niet.
Toch komen we op de plaats van bestemming, terwijl het weer begint te regenen. Douchen, kleding wassen en deze boven de radiator (die het doet!) in de badkamer ophangen. Het leven gaat weer zijn gewone gangetje.

Tijdens de Camino krijgen wij elke dag een foto opgestuurd van Esmee. Erg leuk en daar doen we het dan maar mee. Maar ondertussen missen wij wel haar eerste en mogelijk tweede tandje, het bijna gaan staan en het daadwerkelijk staan met een beetje hulp.
Het is allemaal wat op de Camino.

7 mei 2016
Castuera – Campanario

De norse ober van hotel Los Naranjos moet ons wel gezien hebben op het buitenterras. Even doet hij het licht in de bar aan, maar dan snel weer uit. Wij hebben op het winderige terras een ontbijtje van banaan, wat koekjes en water, aangelengd met wat sinaasappelsap. Dan willen we toch even een kopje koffie toe hebben en ik ga de donkere ruimte in. Hij maakt licht en ik bestel gewoon een americano en een cafe con leche. Wel erg lekker, die koffie.

We moeten het hele stadje door naar de andere kant en vinden de weg na een paar keer vragen. Precies buiten de bebouwde kom begint een prettige zandweg, breed, netjes en het knarst lekker weg onder de zolen. Niets komen we tegen onderweg dan wat boerderijen en finca’s, een paar mensen in bestelauto’s en veel, heel veel prachtige bermen, groene weiden, olijf- en amandelbomen en netjes omgeploegde akkers met duizenden stenen en stukken lei erin.
Een mooi loopje alweer, zij het dan dat het een beetje miezert en de lucht zwanger is van de regen. Twintig graden en prima wandelweer.

Om Campanario te bereiken moeten we veel heuvelruggen over en achter elke heuvel verwacht je het dorp dan te zien liggen. Pas als we nog een stukje over de verharde weg hebben gelopen, zien we de huizen liggen.
In het dorp is het zaterdag-trouwdag. Opgedirkte vrouwen in overdadig feestelijke kleding en mannen in strakke pakken met roze stropdassen lopen feestverhogend rond. Maar in het dorp moeten we niet zijn, want de albergue vandaag is Albergue La Estación. Treinstations liggen vaak ver buiten de dorpen en dat is hier net zo. We moeten het hele dorp door en twee kilometer erbuiten ligt inderdaad het station.

We slapen in het oude station en kunnen eten in het stationsgebouw, waar de uitbaatster bezig is met de grote schoonmaak. Vanavond komen er mucho gen eten, want morgen is er een communiefeest. Een feest voor de hele familie, met zoals wij eerder zagen, belachelijk toegetakelde communiekantjes. Dan kunnen de bruiloftgangers meteen hun feestkleding aanhouden.
In de albergue zelf hebben we een tweepersoonskamer met uitzicht op het perron, waar de eerste trein al gestopt heeft. De regen klettert ondertussen neer en de wind giert om het zeer solide pand.



8 mei 2016
Campanario – Don Benito – Medellin

Als we om zeven uur wakker zijn regent het nog steeds en we besluiten de trein te nemen tot Don Benito, zo’n twintig minuten reizen. Dat betekent wachten tot twee uur, waarin we een soort van ontbijt van koekjes, een appel, thee en later een kopje soep nuttigen. Alles uit onze noodvoorraad. Het dorp is te ver weg voor een beter ontbijt en inkopen hebben we niet gedaan gisteren.

Er is ook een Spanjaard aanwezig op de fiets. Hij plakt zijn lekke band en gaat dik ingepakt in regenkleding en zijn schoenen in plastic zakken er toch maar vandoor. Om een uur of twaalf arriveren de eerste twee wandelaars: een Spaanse en een Nederlandse man. Zij wel. Het is dan inmiddels wel droog geworden, maar nog steeds erg koud. En langzaamaan stroomt de gelegenheid vol met de communiekantjes en hun ouders, tantes, ooms en grootouders, om samen een feestelijke maaltijd te gebruiken. De kadootjes voor de kinderen liggen al klaar op de bordjes.

Onze trein is twintig minuten te laat, maar we hebben de tijd. De conducteur verkoopt de kaartjes met Tarjeta Dorada-korting (60+) en twintig minuten later komen we aan in Don Benito. Een kleine stad of groot dorp, dat er niet erg aantrekkelijk uitziet en we besluiten verder te lopen naar Medellin. Acht kilometer asfalt in de zon, regen en modder op de paden langs de weg, veel wind en onweer.
In Medellin nemen we onze intrek in Hostal Rio bij de Romaanse brug en de ruïnes uit de 8e eeuw. Later bekijken we in het kleine oude deel van het dorpje het kasteel en de restanten van Romaanse overblijfselen.

09 mei 2016
Medellin – San Pedro de Mérida

Waarom zouden we ook vroeg opstaan? We gaan vroeg slapen en worden zeker op tijd wakker voor het ontbijt, dat vanaf acht uur verkregen kan worden.
“Totalas?” vraagt de schoonmaker van de bar, tevens ober van de ochtenddienst. Of we een geheel ontbijt willen. Jazeker. En dat komt. Een stukje geroosterd stokbrood, twee kuipjes boter en een kuipje marmelade, begeleid door een kopje thee of koffie. Eigenlijk wil ik wel 3 x desayuno totalas, maar 1 x is al heel wat voor Spaanse begrippen. We redden het gewoon niet om een stevig ontbijt te krijgen. Dus dan maar weer met een bijna lege maag aan de wandeling beginnen en over een uur of twee duizelig van de honger worden. Dat hoort bij niet-Spaanse caminogangers.

Na een goed uur bereiken wij het wat merkwaardige dorpje Yelbes, bestaande uit kleine witte huisjes, die vrijwel allemaal identiek zijn en met de achterzijde naar de straatkant lijken te staan. Het dorp doet denken aan een strafkamp. Er is wel een kerkje met een klokkentoren, een bushalte en een dame, die ons ongevraagd vertelt, waar we heen moeten, wanneer wij twijfelend op een driesprong staan.

Goed. Maar we worden wel de tomatenvelden ingestuurd met landbouwweggetjes vol met plassen door de afgelopen regenval. De paadjes zijn zeer verwarrend, want ze zijn niet rechttoe rechtaan. Ze beginnen westwaarts, maar buigen dan heel stiekem af naar het zuiden. Ze ontberen ook elke vorm van richting bij gebrek aan gele pijlen. Dit hebben we eerder al eens meegemaakt in Portugal. De tomatenboeren dulden kennelijk geen wandelaars en/of bordjes met pijlen op hun paden, die niettemin openbaar zijn. Kortom: we komen een paar keer op plaatsen te staan waar we het niet weten, keren om of lopen toch maar door. Boeren, die bezig zijn met het verwerken van de overvloedige regen op de velden, wijzen vaag een richting aan, maar zijn het onderling ook niet eens.

Heel erg in de verte, vele akkers en schuinlopende paden verder staat het witte torentje van Torrefresneda te lonken. Daar moeten we heen en dat torentje moeten we als het ware aanraken voor de goede richting, maar is onbereikbaar. We kunnen niet zomaar door de tomaten gaan lopen in een rechte lijn. Nog een heel stuk voorbij het torentje glinstert het vermoedelijke dorp San Pedro de Mérida, waar we naartoe moeten.
Als wij opnieuw staan te beraadslagen hoe we verder zullen gaan, komt een boer aangereden met een 4WD Mitsubishi met laadbakje, die ons wel heel veel te vertellen heeft over onze route. Ook hij wijst naar het torentje, dat iets links in de verte ligt. Maar hij wijst ook naar rechts. Dan stapt hij uit en maakt ons met veel kabaal duidelijk, dat wij onze spullen maar in het bakje moeten leggen en instappen. Wij gehoorzamen de man en we rijden.
Tijdens de rit praat hij heel erg veel en wat ik begrijp, is dat hier duizend miljoen kilo tomaten (hij zegt toch “mil millones de kilos de tomates”?) worden gekweekt, die in vier of vijf fabrieken worden verwerkt tot tomatensap of ketchup. Ik probeer duidelijk te maken, dat wij uit “Holanda” komen en niets begrijpen van wat hij vertelt. Dat begrijpt hij dan weer niet. “Pais Bajas” dan? Ja, dat komt over, waarna hij doorgaat met zijn Spaanse vertellingen. Heerlijk! Af en toe moet ik ‘Si’ zeggen om toch ook een bijdrage aan de conversatie te leveren, maar het wordt bijna gênant.

Op een splitsing van verharde wegen zien we nu toch duidelijk het torentje links in de verte staan, maar hij gaat vastberaden rechtsaf. Ik bemoei me er maar niet meer mee. Een paar kilometer verder stopt hij op een kruispunt van de carretera bij een brug over de Rio Burdalo waar hij weer uitgebreid begint te wijzen. Naar rechts ligt Santa Amalia en naar links is in de richting Mérida en Torrefresneda.
Eindelijk zijn we uit de eeuwige tomatenvelden en staan we weer op een echte weg, de N430. We bedanken de man en gaan de drukke weg op, waar maar een klein strookje vrij is langs het razende verkeer.
Na een goed uur bereiken we Torrefresneda met het witte torentje en kunnen we een boccadillo scoren. Voor we verder op weg gaan, moet ik toch even het torentje, waar we inderdaad vlak langs lopen, aanraken. Het is nog een flink eind naar San Pedro de Mérida en het begint te regenen. Koud, sterke wind en regen. Geen al te fijne combinatie op de camino.
Als we San Pedro de Mérida bijna binnen lopen en het weer droog is en veel te heet onder de poncho’s, is het 2,5 uur later dan gedacht.
Dat de albergue een smerig geheel zou zijn wisten we al. Hij is ook nog gesloten, zodat wij een hostel zoeken aan de rand van het dorp. Hostel Juan Porro biedt ons een kamer voor € 40, - en een menuutje van de dag voor € 11,90 en is 24 uur per dag open.
Ayayay.

10 mei 2016
San Pedro de Mérida – Mérida

Er resteren nog 15 kilometer en ook net zoveel regen. Het weer is volkomen van slag. Een Spaanse jongen, die blij was even wat van zijn Engelse taal te kunnen laten horen, wees ons onderweg de juiste route. Hij vergeleek het slechte weer met dat, wat het normaal in Engeland, Nederland of Duitsland is.
We lopen een groot deel van de route op de serviceweg, die naast de grote weg (A5) en de E903 loopt.
In Trujillanos zou geen bar zijn, maar wij vinden er wel een. Als we de poncho’s buiten onder de luifel over een tafel hangen, haalt de bareigenaar ze zelf binnen en hangt ze daar over een stoel. We vervolgen onze weg langs het hardrijdende verkeer, maar even later gaan we een zandweg op, vol met kuilen met regenwater.
Tot in Mérida blijft het regenen. Het regent ALTIJD als wij in Mérida zijn. Nu al voor de tweede keer (!). Bij de Tourist Information krijgen wij een kaart van de stad en we zoeken de makkelijk te vinden albergue Peregrino Molino de Pan Caliente (pelgrimsherberg De Molen van het Warme Brood). Wij krijgen een kamertje met twee bedden achterin de herberg en mogen twee dagen blijven.

In de stad vinden we een mooi terras op de Plaza de España, waar de witte wijn heerlijk fris wegdrinkt. We praten wat met een Nederlands stel, een vader en dochter, die drie dagen geleden zijn aangekomen vanuit Valencia en morgen naar huis gaan.
In de albergue is het met vijftien van de achttien bezette bedden behoorlijk druk. Zo druk hebben we het nog niet gehad op deze camino, maar Mérida is een knooppunt op de Via de la Plata, de Camino Mozárabe en de Camino uit Valencia.

11 mei 2016
In Mérida

We slapen een beetje uit in ons tweepersoonskamertje, waarvan we de deur absoluut niet mogen sluiten, want dan valt hij in het slot en kan niet meer open. Vanaf een uur of zes horen we al het heel voorzichtige geritsel uit de zaal van mensen, die opstaan en spullen inpakken. Ritsen worden geritst, er wordt gegaapt en gesteund, dan voorzichtig gefluisterd dat al snel overgaat in hardop gepraat. Het blijven Spanjaarden natuurlijk; houd die maar eens stil. Even later doet iemand het licht aan en dan is het over. Dat is het sein voor algemene actie. Geen rustig gedoe meer, maar legaal lawaai maken en lachen en praten is nu toegestaan.
Als ook de laatste is vertrokken staan wij op, proberen alles zo langzaam mogelijk te doen en ik ga de stad in om een lekker ontbijtje bij elkaar te scharrelen. Dat lukt niet, want alle winkels zijn nog dicht, ook de grote Día-supermarkt. Dan gaan we maar weer naar het wat smoezelige cafeetje, waar we in 2014 ook hebben ontbeten.
We bezoeken de stad, die een grote vermaardheid heeft op het gebied van Romaanse overblijfselen. Wij kopen een totaalkaart voor alle opgravingen, her en der over de stad verspreid. Dat zijn dertig bezienswaardigheden, waarvan we een deel bezoeken en een ander deel twee jaar geleden al zagen.
Weer krijgen we een regenbui en zittend onder een afdak met straalkachelverwarming van een caféterras op de Plaza de España krijgen we wat leuke en minder leuke berichten te ontvangen en te verzenden. Ver van huis en toch geheel bereikbaar. Dat is weleens anders geweest vroeger, maar ook dat is de camino. Duizend jaar geleden werden misdadigers als boetedoening op bedevaart gestuurd en die moesten het op de heen- en de terugweg maar uitzoeken.
In dat besef wordt tegenwoordig vaak gezegd: “Ieder zijn camino op zijn eigen manier”.

12 mei 2016
Naar Sevilla

De weg naar het station hebben we gisteren al verkend. We hebben wat voedsel en drank ingeslagen voor vanmorgen en voor in de trein. Rond acht uur zeggen we de albergue vaarwel en gaan onderweg naar het station, waar we een comfortabele zitplaats hebben voor de drie uur durende reis naar Sevilla.
Wij menen deze stad nu een beetje te kennen en nemen de overvolle bus naar het Estación Autobuses op de Plaza de Armas in het centrum. We gaan de brug Isabel II over, linksaf over Betis en hostel Triana is eenvoudig te vinden. Na de vrij uitgebreide bezichtiging van deze prachtige stad in 2014, blijven we nu in de buurt van het hostel en onderzoeken hoe we morgen het eenvoudigst met de bus naar het vliegveld kunnen.
Hostel Triana is een backpackershostel en wereldwijd bekend in rugzakkringen. Er heerst dan ook een vrij drukke, internationale drukte en is zodanig bezet, dat wij in twee verschillende zespersoonskamertjes moeten overnachten. Ach ja.

13 mei 2016
Van Sevilla naar huis

Goed dat we hebben gekozen voor een aanvaardbare tijd voor de terugvlucht. Zo hebben we rustig de tijd om naar het vliegveld te gaan, in te checken en te wachten tot het vertrek. We hebben een probleemloze vlucht met Transavia en staan rond 13.00 uur weer op Schiphol. We kiezen voor de bus, die ons rechtstreeks naar Nieuw-Vennep brengt en we zijn weer thuis.


We hebben weer een mooie tocht achter de rug van ongeveer vierhonderd kilometer wandelen en vijftig kilometer met bus of trein.
Over het algemeen is de Camino Mozárabe een mooie tocht, die niet door veel wandelaars wordt gevolgd. Wij hebben veel met ons tweeën gelopen en overnacht, behalve de dagen tot Cordoba, toen we met de Fransman Rogier Richoz liepen. Vooral de eerste dagen zijn de albergues op basis van donativo en deden wij een vrijwillige gift in de daarvoor bestemde bus of schoenendoos met open deksel (!). Later zijn we aangewezen geweest op hostels en hotels, die relatief duur zijn (van 20 tot 60 euro).
De route staat prima aangegeven, behalve op de route van Medellin naar San Pedro de Mérida door de tomatenvelden. Het lijkt onmogelijk daar een alternatieve route te volgen, tenzij je een radicale omweg neemt over Santa Amalia, wat een behoorlijk aantal kilometers extra betekent.
We hebben de grote steden Málaga, Cordoba, Mérida en Sevilla aangedaan, maar uiteindelijk geven wij de voorkeur aan de wat grotere dorpen, waar na enig zoeken alle voorzieningen aanwezig zijn en de rust van een terrasje op de Plaza Maior, hoe klein ook, voelbaar is.
De periode die wij gekozen hebben om te wandelen is de juiste geweest. Spanje staat volop in bloei in april en mei, wat veel kleur en prettige geur oplevert.
Wij beschikten niet over een Nederlandstalige gids, maar een print van een website, die wel erg summier en soms totaal onbegrijpelijk is en ook in gebrekkig (Google-)Engels is geschreven. Deze camino verdient een mooi handzaam gidsje in het Nederlands, Duits of Engels.

Op naar de volgende camino?????


  • 03 Mei 2017 - 21:14

    Margreet:

    Het is bewonderendswaardig om dit dag in dag uit vol te kunnen houden. Meestal met een karig ontbijtje waar jullie dan de eerste km's op moesten lopen. En dan in die hitte!
    Maar de mensen zijn allemaal aardig en zeer hulpvaardig en dat maakt het natuurlijk zo mooi. Wat mij zou trekken is de 'vrjheid' van leven. Maar ik zou niet ver komen. Petje af! Ik zou zeggen ga zolang jullie het kunnen.

    Groetjes,
    Margreet

  • 03 Mei 2017 - 23:00

    Ria:

    Mooi verhaal weer. Leest als een trein. Jammer dat er in de albuerges geen ontbijt te krijgen is. Het is juist zo belangrijk om te eten voordat je aan zo'n zware tocht begint.
    Waar is Rogier gebleven?
    Wij hebben de pijlen veel gezien (en soms gevolgd) in Spanje.

    Waltzing Mathilda wordt verschrikkelijk mooi gezongen door Rod Stewart en ook door Tom Waits. Blijft prachtig.
    Ik heb altijd gedacht dat het ging over een vrouw in een bar, waarmee de soldaten, die zo hard moesten vechten in de eerste wereldoorlog, konden dansen om even te ontspannen.

    Op naar de volgende Camino!

  • 04 Mei 2017 - 13:07

    Tom:

    Rogier liep deze camino voor de tweede keer en had Cordoba al eerder gezien. Wij hadden daar een rustdag en hij is doorgelopen. Later kregen we van hem een email. Hij had nog een klein stukje doorgelopen, maar was toen gestopt en is naar Nimes terug gereisd.

  • 08 Mei 2017 - 14:48

    Anonymus:

    Prachtig geschreven, lekker makkelijk lezend.
    Goed gedaan.
    Tot de volgende reis

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Tineke en Tom

Actief sinds 15 Maart 2009
Verslag gelezen: 4022
Totaal aantal bezoekers 105717

Voorgaande reizen:

14 Mei 2013 - 16 Juni 2013

Camino Ignaciano (Zumarraga - Montserrat)

15 September 2010 - 13 Oktober 2010

MIND YOUR STEP OP DE CAMINO PORTUGUES

19 April 2009 - 19 Augustus 2009

A Camino van Nieuw-Vennep naar Santiago.

01 September 2003 - 01 September 2008

GR5 van Maastricht naar Malbuisson

Landen bezocht: